skip to main content

Cargill zet koers naar de Atlantische Oceaan

Terwijl Europese klanten kantoren opzetten in de VS om zo kosten te drukken, breidt Cargill uit naar waar het echte werk is: de oostkust. 

January 01, 2015

Het begin van de jaren '20 was een tijd van grote veranderingen op de Amerikaanse graanmarkt: Europese graanimporteurs arriveerden aan de oostkust, omdat ze zich realiseerden dat ze, in plaats van premies te betalen aan Amerikaanse tussenpersonen, zelf hun binnenlandse kantoren konden opzetten en zo direct van leveranciers konden kopen. Cargill-president John MacMillan Sr. realiseerde zich dat, als het bedrijf een rol van betekenis wilde blijven spelen, hij moest uitbreiden richting het oosten. En snel ook.

“Óf we gaan de strijd aan…óf Europese bedrijven nemen ons gewoon langzaam maar zeker over”
, aldus John MacMillan Sr. voorzitter van Cargill

In 1923 greep Cargill een onverwachte kans: de overname van concurrent Taylor and Bournique, Co., een graanconcern dat onlangs activa had geliquideerd. “T&B” had een scala aan kantoren aan de oostkust: in Buffalo en New York, maar ook in Philadelphia en Pittsburgh in de staat Pennsylvania.

Binnen drie jaar was Cargill uitgegroeid tot één van de belangrijkste graanmarketingorganisaties van het land. De significante groei bracht een reorganisatie van het bedrijf teweeg, waardoor het graan efficiënter kon worden gedistribueerd, verkocht en opgeslagen.

Nu het zijn stempel had gedrukt op de oostkust, legde het bedrijf meer opslagplaatsen aan en in 1932 uiteindelijk ook 's werelds grootste graanelevator, in Albany, New York. De grootschalige terminal stond op een kruising van het Eriekanaal en de Hudsonrivier, waardoor er zowel toegang was tot de Grote Meren en de oostkust, met een directe toevoer naar de Atlantische Oceaan.

De nieuwe locaties verstevigden Cargills aanwezigheid aan de oostkust, vergrootten de handel met Europese klanten en legden de basis voor toekomstige wereldhandel.