skip to main content

Een nieuw soort graanelevators 

Cargill President Erwin Kelm voorziet veranderingen op de markt en investeert slim in exportterminals. 

January 01, 2015

Toen Cargill eind 1967 een nieuwe graanelevator opende in Houston, Texas, werd deze vooral bekend om wat hij niet kon doen. In tegenstelling tot bestaande elevators kon er geen graan in een vrachtwagen worden geladen en kon de opslagcapaciteit van drie miljoen bushel ook niet in spoorwegrijtuig storten. De terminal was speciaal gemaakt voor het exporteren van graan uit de Verenigde Staten. Het was de eerste van een nieuwe soort Cargill-elevators die geautomatiseerd werd aangestuurd om vrachtwagen en treinwagons snel te legen en schepen in recordtijd te laden.

Graanexport was al sinds 1960 een aanzienlijk onderdeel van Cargills bedrijf maar het merendeel van de graanverwerkingsactiviteiten waren gericht op een hoge opslagcapaciteit, niet de snelle en efficiënte overslag naar steeds grotere oceaanwaardige schepen. Erwin Kelm, algemeen directeur van Cargill van 1960 tot 1976, onderzocht het verouderde elevatorsysteem van Cargill en geloofde niet dat het de verwachte toename in de export van tarwe, maïs en sojabonen uit de Verenigde Staten kon verwerken. Hij nam een doordachte gok over de toekomst van de markt en begon te investeren in de modernisatie van Cargills graanterminals.

Houston werd als eerste gekozen omdat dat daar alle spoorlijnen uit de vlaktes van het Midwesten samenkwamen. Hoewel binnenvaartschepen belangrijk waren voor de aanvoer van graan naar golfexportterminals, moest Cargill de treinwagons met hogere capaciteit kunnen verwerken, net als na de investering in hopperwagons in 1964 en in cargotreinen in 1967. De terminal in Houston werd geopend met een totale capaciteit van 70.000 bushel per uur, mogelijk gemaakt door vijf elevatoretappes en high-tech elektronische besturing die niet mogelijk was in eerdere elevators.

In de eerste jaren wist de elevator geen winst te maken en vreesde men dat Cargills investering in Amerikaanse exportterminals in een recessie een slecht idee was geweest. In 1971 keerde echter het tij dankzij een slecht oogstjaar in de Sovjet-Unie en versoepelde verschepingsvereisten van de Amerikaanse overheid. Hierdoor kocht de Sovjet-Unie bijna 1,6 miljard bushels Amerikaans graan, waarvan Cargill in totaal 28% van heeft geleverd. Ineens werd het besluit om te moderniseren gezien als een briljante strategische zet en verdiende de elevator in Houston zichzelf tweemaal terug met het volume dat werd verwerkt op basis van de verkopen aan de Sovjet-Unie.

Clifford Roberts, hoofd van Cargills graandivisie, merkte op, "een van onze grootste zorgen was dat we niet buitengesloten werend, dat we ons deel moesten krijgen. We wilden niet aan de zijlijn blijven staan en anderen al de kansen geven. Als het dan voor de kostprijs moest, dan moest het maar voor de kostprijs. We moesten hiervan profiteren.”

Terwijl het volledige Amerikaanse graantransportsysteem tot het uiterste werd belast, had Cargill erop gegokt dat er een grote exportmarkt aan zou komen waar dit soort terminals voor gemaakt zouden zijn. De markt was meer dan groot, hij was enorm. Amerikaanse boeren en Russische consumenten profiteerden toen, en dankzij de doorlopende investering in graanvervoer van Cargill ontvangt de hele wereld vandaag nog steeds Amerikaans graan via enorme exportterminals.